Toen ik er twee weken was hield hij (... de buurman van zijn nieuwe zomerhuis...) op een avond, net op het moment dat hij mijn toren zou gaan slaan, plotseling stil en vroeg op geergerde toon: 'Was je hier niet gekomen om je nieuwe roman te schrijven?'
'Jawel, hoezo?'
'Omdat je niks doet, en daar kan ik niet tegen.'
'Waarom denk je dat ik niks doe?'
'Dat zie je toch! Je zit de hele dag te dromen, te sporten en naar de wolken te staren. Ik ben achtenzeventig;
ík zou moeten vegeteren. Jij bent nog maar net dertig, jij zou je uit de naad moeten werken!'
Fragment uit: 'Het boek van de Baltimores' van Joel Dicker
Niks doen en toch schrijven, dat heb ik afgelopen maand, of zelfs de afgelopen twee maanden gedaan. Ik heb weliswaar geen letter op papier gezet, maar geschreven heb ik! In mijn hoofd. Want terwijl ik bezig was met het uitgeven van het eerste boek van uitgeverij Klare Taal, in de zee aan het poedelen was, een fietstochtje maakte en in ons bootje ontspannen naar de wolken staarde, kreeg mijn verhaal steeds meer vorm. Ik kwam op nieuwe verhaallijnen, ik werkte mijn personages beter uit, ik kreeg inspiratie voor nieuwe dialogen en bedacht andere perspectieven. Goh. Wat heb ik eigenlijk hard gewerkt deze zomer!
Ik kom er meer en meer achter dat je vooral schrijft als je niet achter je laptop zit. Het gebeurt niet aan mijn tafel in mijn werkkamer, het gebeurt terwijl ik van Gouda naar Oudewater fiets of op de Reeuwijkse Plassen vaar. En vandaag hoef ik alleen maar mijn vingers op de toetsen te zetten om alles wat ik afgelopen maanden heb bedacht in een vorm te gieten. Schrijven valt best mee ;-).